Vee-industrie vergroot kloof tussen burger en politiek
Op 4 maart debatteert de Tweede Kamer over de toekomst van de dierwaardige veehouderij. Een uitgelezen kans om eindelijk de beloften aan Nederlandse burgers en dieren waar te maken.
Het maatschappelijk onbehagen over misstanden bij slachterijen, pasgeboren kalfjes in krappe hokken en op elkaar gepropte plofkippen groeit. En terecht. De markt vraagt boeren al te lang om steeds goedkoper te produceren. De kwalijke gevolgen zijn al te lang bekend. Zo waarschuwde de VVD de vee-industrie al in 1988 ‘voor de laatste maal’ om het mestprobleem aan te pakken, want anders zou krimp volgen. Wat daarna gebeurde is bekend: niet zo veel. Meer dan dertig jaar later hebben we het nog steeds over een urgent mest- en stikstofprobleem. Dierenwelzijn is met muizenstapjes verbeterd, maar het grootschalige en structurele dierenleed is niet aangepakt.
Wat zich afspeelt achter gesloten staldeuren, steekt schril af bij hoe we in Nederland met dieren willen omgaan. Uit recent onderzoek van Kieskompas blijkt: drie op de vier Nederlanders is tegen het afsnijden van biggenstaarten. Zelfs onder de BBB-aanhang steunt een meerderheid een coupeerverbod. Een overgrote meerderheid van de bevolking, van links tot rechts, wil koeien in de wei, varkens die niet staan vastgeklemd tussen stangen en een verbod op kippenkooien. En anders dan veel boeren-spandoeken suggereren, is twee op de drie Nederlanders niet trots op de veehouderij.
Waarom zien we deze sentimenten niet terug in de veehouderij? Dit heeft alles te maken met de macht van de agro-lobby. Die bleek ook de afgelopen jaren weer enorm. Vijf jaar na de bekende stikstofuitspraak van de rechter, is er veel gepraat maar amper iets ondernomen. De BBB lijkt de traditionele rol van het CDA – opeisen van het landbouwministerie en vervolgens het belang dienen van de agro-lobby – te hebben overgenomen. Direct na de verkiezingen waarschuwde de boerenpartij al dat ze “best met de PVV wil, maar dan wel zonder dat zielige-dieren-beleid.” De grote problemen in de vee-industrie dreigen weer vooruit te worden geschoven.
Zo ook het thema dierwaardige veehouderij, waarover al wordt gesoebat sinds het amendement Vestering in 2021 werd aangenomen door beide Kamers. Dit amendement bepaalt dat stallen moeten worden aangepast aan de behoeften van het dier; en niet andersom. Omdat dit veel ophef veroorzaakt in de sector, wil demissionair minister Adema het vervangen met een wetsvoorstel waarover op 4 maart wordt gediscussieerd, gevolgd door een stemming. Maar sinds het klappen van het convenant dierwaardige veehouderij vorig jaar is dit niet meer dan een lege huls. Als zijn voorstel toch wordt aangenomen, dan zijn de dieren voor hun welzijn overgeleverd aan de grillen van deze en toekomstige landbouwministers.
Maar met een beetje lef kan bij de stemming het tij worden gekeerd. Als de partijen die eerder diervriendelijke kozen achter het amendement blijven staan, is er een ruime Kamermeerderheid voor een écht dierwaardige veehouderij. Cruciaal zal zijn of deze partijen zullen luisteren naar de roep van hun kiezers om beter dierenwelzijn. Of toch naar de lobby van de agro-industrie. Die zal namelijk zeker van zich laten horen in de achterkamertjes – en mogelijk binnenkort in de gedaante van een nieuwe BBB-landbouwminister. Te vaak trekt de agro-lobby aan het langste eind, groeit de kloof tussen burger en politiek weer wat verder, en zijn de dieren de dupe.
Wat ons betreft is het nu een keuze tussen laf of lef: doormodderen met een industrie waar miljoenen varkens nooit een spatje modder zien, of nu eindelijk dit varkentje wassen en kiezen voor een dierwaardige veehouderij waar Nederlanders weer trots op kunnen zijn.
Dit opiniestuk is gepubliceerd in Trouw op 4 maart 2024 namens Wakker Dier, Vier Voeters en Varkens in Nood.