Vee-industrie gijzelt ook eigen toekomst
De veeboeren hebben flink van zich laten horen de afgelopen tijd. Niet vreemd, want de boerenacties – veelal gesponsord door de agro-industrie – lijken succesvol. Maar schijn bedriegt.
De stikstofcrisis is een uitgelezen kans om de veehouderij schoner, diervriendelijker en toekomstbestendig te maken. Over die wens bestaat brede consensus, ook bij boerenorganisaties. Maar door de boerenacties lijkt nu het tegenovergestelde te gebeuren.
Politiek Den Haag schoot na de acties in een stuip van ‘korte termijn cliëntelisme’. In plaats dat men de rechterlijke stikstofuitspraken gebruikt om de gezamenlijke wens te realiseren, dreigen er juist stappen terug te worden gezet. Zo heeft Nederland verhoudingsgewijs al de minste natuur in Europa, maar spreken we anno 2020 opeens weer over het schrappen van natuurgebieden.
Zonder vee-industrie geen stikstofcrisis. Nederland is een van de landen met de hoogste vee-dichtheid ter wereld. Zo slachten we in Nederland 600 miljoen kuikens per jaar. Dat zijn er 19 per seconde; vooral plofkippen voor de export. De landbouw veroorzaakt 61 procent van de Nederlandse stikstofemissie. De maatschappelijke kosten van de vee-industrie lopen in de miljarden – door haar bijdrage aan de stikstofuitstoot, klimaatverandering, vermesting en fijnstof.
In het stikstofdossier blijft bovendien de grootste groep belanghebbenden ongenoemd: de dieren. De vee-industrie is verantwoordelijk voor veel dierenleed, zoals kreupele plofkippen, moedervarkens in krappe kraamkooien en biggen wiens staartjes onverdoofd worden gecoupeerd.
Ook deze dieren zijn de dupe van de hoge vee-dichtheid in Nederland. Deze verhoogt de kans op verspreiding van dierziekten. Ook worden vanwege strenge milieuregels veel stallen potdicht gehouden en voorzien van een luchtwasser om omwonenden stankoverlast te besparen. De dieren worden opgesloten in de giftige lucht. Bovendien zorgen luchtwassers bij een stalbrand voor razendsnelle verspreiding van het vuur, waardoor de dieren geen schijn van kans maken.
De stikstofcrisis heeft de onhoudbaarheid van de vee-industrie weer op de agenda gezet. Decennialang marchanderen met de grenzen aan natuur en wetgeving, heeft nu acuut een noodsituatie gecreëerd. Economische activiteiten zijn stilgelegd. De woningnood blijft toenemen en bij grote delen van de bouw loopt de schade in de miljarden, terwijl die sector nog niet één procent van de stikstof uitstoot. Velen lijden eronder dat de vee-industrie nooit is aangepakt.
Als je kijkt naar de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de lange termijn, dan zijn milieubeweging, dierenorganisaties, economen, politiek en zelfs de landbouwsector het opvallend vaak eens: allen pleiten voor een kleinere duurzamere sector, gericht op kwaliteitsproducten voor de consumenten in de driehoek Berlijn, Londen, Parijs. Kortom, minder dieren en weg met de bulkproductie.
Oud-minister Veerman, van ‘boerenpartij’ CDA, zei hierover in 2003 na de MKZ-crisis dat “de huidige intensieve veehouderij in Nederland tekortkomingen vertoont op alle drie aspecten van duurzaamheid. (…) Er is vooral sprake van eenvormige productie en lage marges.” Afgelopen november trok het wetenschappelijk bureau van het CDA soortgelijke conclusies. Ook oud ZLTO-voorman Huijbers pleitte voor meer duurzaamheid in de veehouderij, mede omwille van economische noodzaak voor de boeren zelf.
Het kabinet verwees in het regeerakkoord naar deze breed gedragen wens met de term ‘kringlooplandbouw’. Maar het streven hiernaar lijkt te zijn gesneuveld op het slagveld van de boerenacties. Juist nu is het aan Den Haag om lef te tonen en zich niet te laten gijzelen door een kleine groep boeren. De stikstofcrisis dreigt anders de geschiedenis in te gaan als een gemiste kans, niet in de laatste plaats voor de toekomst van álle boeren.